Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden

 

Artikel 44
1
De verpleegde heeft, behoudens de overeenkomstig het tweede tot en met het vierde lid te stellen beperkingen, het recht hem toebehorende voorwerpen in zijn persoonlijke verblijfsruimte te plaatsen dan wel bij zich te hebben.
2
In de huisregels kan worden bepaald dat het bezit van bepaalde soorten voorwerpen binnen de inrichting of een bepaalde afdeling daarvan verboden is, indien dit bezit een gevaar kan opleveren voor:
a
de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de verpleegde voor de veiligheid van anderen dan de verpleegde of de algemene veiligheid van personen of goederen;
b
de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting, dan wel voor zover zich dit niet verdraagt met de aansprakelijkheid van het hoofd van de inrichting voor de voorwerpen.
3
Het hoofd van de inrichting kan bepalen dat een verpleegde een hem toebehorend voorwerp, niet behorende tot de soorten voorwerpen, bedoeld in het tweede lid, niet in zijn persoonlijke verblijfsruimte mag plaatsen of bij zich mag hebben, indien dit noodzakelijk is met het oog op één van de belangen als genoemd in het tweede lid.
4
Het hoofd van de inrichting is bevoegd aan de verpleegde toebehorende voorwerpen voor diens rekening te laten onderzoeken ten einde vast te stellen of de toelating of het bezit daarvan ingevolge het bepaalde in het tweede of derde lid kan worden toegestaan dan wel is verboden.
5
Artikel 23, vierde lid, eerste en laatste volzin is van overeenkomstige toepassing.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •